Hi! Welkom bij het eerste kroegcollege van het jaar! Het is een ongelofelijk gezellige activiteit en wil je echt niet missen! Tijdens een kroegcollege huren we in de avond een kroeg in Utrecht af, en dan geven 2 docenten van natuurkunde/wiskunde een korte lezing over een onderwerp dat iets te maken heeft met natuurkunde/wiskunde. Tussen de praatjes door is er genoeg ruimte om onder het genot van een drankje gezellig door te praten. Deze keer kun je in bar Josefien genieten van de volgende 2 sprekers. Barbara van den Berg gaat ons meer vertellen over de wiskunde achter DNA-analyses die in de rechtbank worden gebruikt, en Tanja Hinderer zal gaan vertellen over het ontdekken van zwarte gaten met zwaartekrachtsgolven.
Tanja Hinderer: Einsteins theorie van de zwaartekracht als gekromde ruimtetijd heeft twee diepgaande gevolgen (ook recente Nobelprijzen): zwarte gaten en zwaartekrachtgolven. Zwarte gaten zijn gemaakt van verwrongen ruimtetijd en ongrijpbaar, met een waarnemingshorizon die hun interieur afbakent. Zwaartekrachtgolven, rimpelingen in de ruimtetijd die overvloedig worden geproduceerd, bijvoorbeeld door botsingen van twee zwarte gaten, zijn unieke vingerafdrukken van hun bronnen en een schoon informatiekanaal over donkere sectoren van het universum. Zwaartekrachtsgolven, die voor het eerst werden waargenomen in 2015, hebben sindsdien een eerste telling van zwarte gaten in de kosmos onthuld die binnen het bereik van de huidige detectoren liggen, en die al verrassingen bevat. Bovendien zijn ze ons in staat gaan stellen diepere vragen te onderzoeken over de fundamentele structuur van zwarte gaten en die verband houden met theoretische puzzels zoals de informatieparadox. In deze lezing zal ik zwaartekrachtsgolven introduceren als sondes van zwarte gaten en enkele van de uitdagingen in dit streven, voorbeelden bespreken van wat we hebben geleerd van recente metingen, en eindigen met een vooruitblik op de opwindende vooruitzichten in de komende jaren.
Barbara van den Berg: Stel je voor: je bent rechter in een strafzaak tegen een verdachte van een overval. Er zijn camerabeelden van de overval met in beeld het gezicht van de dader. De beelden zijn door een forensisch deskundige vergeleken met foto’s van het gezicht van de verdachte. De deskundige vindt veel overeenkomsten in gezichtskenmerken tussen de beelden en de foto’s en stelt dat de combinatie van deze kenmerken zeldzaam is. De deskundige rapporteert daarom aan de rechtbank dat na uitgebreid onderzoek blijkt dat “de bevindingen van de gezichtsvergelijking aan de hand van het gegeven beeldmateriaal veel waarschijnlijker zijn wanneer de daarop afgebeelde persoon dezelfde persoon is dan wanneer het een ander persoon betreft”. Tja… wat kun je nu als rechter concluderen over de kans dat de verdachte de dader is?